Het wordt al weer lente, ‘de polder in met die vliegenhengel’

Het snoekseizoen is zowat voorbij, de temperatuur wordt weer wat aangenamer en het vissen op wintervoorn ligt ook achter ons.  Er is geen enkele reden om nu al je vliegvisspullen op te bergen, sterker nog, het vliegvissen in de polders rond om ons gaat nu pas beginnen.
De winter hebben we kunnen gebruiken om vliegen te binden: droge vliegen, nimfjes en natte vliegen. De laatste soort vliegen zijn niet zo populair in de polder, maar dat komt vooral omdat ze niet zo bekend zijn. En dat ligt er weer aan dat ze minder eenvoudig te binden zijn dan bijvoorbeeld nimfjes. Maar daarover later meer.

De polders kenmerken zich vooral door vaarten en sloten, ik bedoel dan voor de vliegvisser, de wat bredere sloten van tenminste 5 meter. Op hun mooist in de zomer, begroeid met plompenblad en andere waterplanten, waartussen zich veel en mooie blank- en rietvoorns schuil houden. En juist in het voorjaar, als de begroeiing zich begint te ontwikkelen komen de vissen in de polder sloten en vaarten om te paaien en de zomer door te brengen.

Nu zou je kunnen stellen dat het vangen van voorns niet boeiend is. Dat is wellicht zo als je te grof materiaal gebruik; zodra je een gehaakte vis, die aan de maat is, aan je hengel en draad uit het water kunt tillen, vis je te grof. Je hengel is te zwaar en/ of je draad is te dik.

Op welke vis je ook vist of in welk water type je vist, snelstromend of traag, je moet altijd de balans zien te vinden tussen je enerzijds materiaal en anderzijds de vis en de omstandigheden. Voor mij is dat de kern van het vliegvissen en van het poldervissen in het bijzonder.

Ik vis bij voorkeur met een 9-voet hengel aftma 3. Een lengte van 9 voet omdat ik dan met die lengte ook over de begroeiing heen kom en een “drietje” omdat dat in het algemeen een lichte hengel is, waar je een relatief lichte reel aan kunt hangen.  De lijn is uiteraard aangepast en je zult je verbazen hoeveel diverse lijnen er voor een drietje te koop zijn. (zoek internet / YouTube maar eens af) In het algemeen wordt er gevist met een Weight Forward lijn, maar ik heb voor de gevallen waarin een backswing onmogelijk is, bijvoorbeeld als er veel verkeer en wandelaars achter je langs gaan, een voorkeur voor de Royal Wulff lijn (triangle taper), waarmee met name uitstekende rolworpen kunnen worden gemaakt.

En  als de wind gunstig is geeft een aftma 2 hengel uiteraard nog meer spanning. Is er wel vis op je stek maar zijn ze niet groot, probeer dan eens een dunne leader met puntje 10/00.

En over de leaders gesproken, mijn beginnersfout in de polder, was het gebruik van een getrokken leader die taps toeloopt. De punt 12/00 maar bij het begin 22/00. “Niet meer doen” is mij ooit geadviseerd en dat advies volg ik nog steeds op. Een getrokken tapse leader is  – voor de polder – op het dikkere deel te stug naar mijn smaak. Ik gebruik gewoon een stuk nylon of fluorocarbon aan mijn drietje: minstens  (je kunt zelf variëren, afhankelijk van de omstandigheden) 150 cm 13/00 en dan een piepklein ringetje van 1 of 2 mm. Daaraan een stukje 12/00 van een halve meter, in totaal dus 2,0 meter. Wil ik een dropperlijntje van ook 12/00 , dan zet ik dat vast op mijn ringetje. Ik heb nu een veel slankere leader en tevens een breeklijntje door het gebruik van een ringetje. Mijn beetverklikker zet ik boven het ringetje. Mocht ik vast komen te zitten met mijn lijn, dan breekt het 12/00 deel van het ringetje af. Zo spaar ik in elk geval mijn beetverklikker  en meestal ook mijn aparte dropperlijntje en vlieg.

Over de haakmaat valt niet veel meer te zeggen dan dat je dat zelf moet uitproberen aan het water, voor voorn in de meest gangbare 14/00 maar zowel 12/00 als 16/00 zijn geschikt.

Het gebruik van een schepnet met uitschuifbare steel is , als je op die lichte manier vis, een must. Niet het kleine netje dat je in stromend water gebruikt, dat is te kort. Zorg voor een schepnet met een steel die uitschuifbaar is tot 3.60 meter. In ingeschoven toestand moet de steel dan niet langer zijn dan een dikke halve meter. Als je er een draagriem aan bevestigt, hang je het geheel om je schouders en heb je onder alle omstandigheden een toereikend net bij de hand. Ook als je je visje van achter een rietkraag moet scheppen.

Klein vissen, met haakmaat 14 of 16 betekent niet dat je alleen kleine visjes vangt. Juist de grotere vissen, ruisvoorn blankvoorn en winde, pakken ook kleine nimfen. In de polder, zeker in het voorjaar, is het verstandig om met een zo klein mogelijke beetverklikker te vissen. De aanbeten kunnen nog heel voorzichtig zijn. Met traag binnenstrippen zou je het ook kunnen proberen, maar “dead drift” onder je beetverklikker en af en toe een klein tikje, is vaak effectiever.

Als je zo licht vist weegt je nimf ook niet veel. Je kunt een zwaardere nimf nemen maar je kunt ook een klein loodhageljet op je lijn knijpen. Een 30 cm boven de nimf en je merkt dat de nimf wat sneller naar de bodem zakt. En soms werpt zo’n extra loodje ook nog eens prettiger.

In het voorjaar, als de vissen wat actiever worden, is het vissen met een lichte hengel en met een natte vlieg ook heel spannend. De natte vlieg kun je net zo zwaar binden als je wilt, afhankelijk van de zinksnelheid die je wilt. Met een lichtere natte vlieg vis je de hogere waterlagen af, wat handig is als je veel kringen van azende voorns ziet.

Het specifieke van de natte vlieg is dat je goed contact moet houden met de vlieg. Na het inwerpen moet de leader goed gestrekt worden en strip je de natte vlieg in. Bij voorkeur met de snelheid van het insect dat je imiteert. Een kwestie van uitzoeken tijdens het vissen.

Als een voorn je natte vlieg pakt is de aanbeet altijd fel. Probeer dus hier ook de “strip-strike” aanslag toe te passen.

Het binden van een natte vlieg is een leuke uitdaging. De natte vlieg herken je aan het kraagje van een hackle van een zachte veer, eigenlijk veertje. Er wordt de vleugel van patrijs of spreeuw voor gebruik, het kleinere spul dus.  Je verwijdert de “fluffy” delen van het veertje,  zodat je een stukje van enkele centimeters van de punt over houdt. Dan  hackle je de veer, met de punt ingebonden, om het oog van je haakje 14 of 16. echt gepriegel dus. Het resultaat is een vlieg waarvan de hackles onder water een beetje bewegen, zoals de pootjes van een insect. Ook hier geeft internet/ YouTube weer heel veel informatie.

Mocht je nog vragen hebben  over dit onderwerp, kom dan langs op de clubavond van Weight Forward, elke dinsdag vanaf  20.00 uur. Er is altijd wel een mede vliegvisser die je te woord wil staan.

Dit bericht is geplaatst in verhalen. Bookmark de permalink.